Sunday, June 26, 2005

De Mens is een Groot Wonder

De mens is een groot wonder, een eerbiedwaardig en eerwaardig wezen. Hij gaat over in de natuur Gods, als ware hij zelve een god. Hij kent het geslacht der geesten, omdat hij weet, dat hij dezelfde oorsprong heeft als zij. Hij ziet neer op dat deel van de menselijke natuur in hemzelf, dat al te menselijk is, maar hij vertrouwt op dat deel van zichzelf dat goddelijk is. Wat een gelukkige synthese is de mens! Hij heeft omgang met de goden, omdat er iets goddelijks in hem is, dat met hen verwant is.
Op dat deel van hem, dat hem tot een aardwezen maakt, ziet hij neer vanuit zijn innerlijkheid. Met alle andere dingen, waarmee hij zich door beschikking van hogerhand verwant weet, is hij door de band der liefde verbonden. Hij slaat de ogen op naar de hemel.
Zo staat hij op de best denkbare plaats, in het midden tussen aarde en hemel, en kan daardoor wat beneden hem is liefhebben en zelf door hogere wezens bemind worden.
Hij zorgt voor de aarde. Hij mengt zich met de snelheid van zijn gedachten tussen de elementen. Met de scherpte van zijn geest daalt hij af in de diepten der zee. Alles is hem mogelijk: de hemel vindt hij niet te hoog, hij meet die met zijn waakse geest als ware die vlakbij; zijn aandacht wordt door geen nevel gestuit; de dichtheid van de aarde verhindert hem niet, erin door te dringen en daar mijnbouw te bedrijven; de afgrondelijke diepten der zee beletten hem niet onder water te zien. Hij is alles tegelijk en overal tegelijk.
Alle wezens die bezield zijn hebben hun wortels in den hoge, maar onbezielde wezens zoals planten, groeien uit hun levende wortel van beneden naar boven. Sommige wezens hebben twee soorten voedsel nodig, andere maar een. Er is namelijk voedsel voor de ziel en voedsel voor het lichaam, voor de twee bestanddelen dus waaruit alle levende wezens bestaan. De ziel wordt door de hemel in zijn ononderbroken beweging gevoed. De lichamen danken hun groei aan water en aarde, het voedsel van de lagere wereld.
De Geest, het pneuma, waar alles van vervuld is, doordringt alle dingen en maakt alles levend. De mens wordt ook nog de geest geschonken om intuïtief te schouwen: dat is de quintessence, het vijfde element naast aarde, water, vuur en lucht, het enige deel van de mens dat uit de ether boven afkomstig is. De mens alleen namelijk van alle levende wezens wordt door de geest zo onderscheiden, opgericht en hoog verheven, dat hij het denken Gods bevroedt.

Asclepius 6; de volkomen openbaringen van Hermes Trismegistus (500 v. C).